Herinckhave

Fleringen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

               

 

 

               

 

 

Naam

watermolen Herinckhave

Plaats

Fleringen

Type

onderslagmolen

Beek

Fleringer molenbeek

Bouwjaar

1521

Status

maalvaardig

Functie

korenmolen

Molendb

gegevens

Foto’s

september 2008

 

 

Huis te Vlederingen

 

De watermolen hoort bij het landgoed Herinckhave en staat aan de ‘kasteelgracht’. De vroegst bekende aantekening over de dubbelmolen, een koren- en oliemolen ieder aan een kant van de beek, dateert uit 1521. In 1350 komt het landgoed al voor in een leenregister, het heet dan Huis te Vlederingen waar het plaatsje Fleringen haar naam aan dankt. In 1457 werd Herman Grubbe (Grobbe) met het goed beleend, vandaar dat men ook wel spreekt van Grobbenhoes. Ruim twee en een halve eeuw is het landgoed met de molens Grubbe-eigendom.

 

Brand

 

Juli 1642 vatten beide molens vlam. Brandstichting is niet uit te sluiten want verpachter Grubbe is in conflict met één van zijn huurders. Grubbe wil de molens eigenlijk niet herbouwen vermoedelijk wegens de onzekere watertoevoer, hij gaat voor een windmolen. Maar de windmolen kwam er niet en in 1645 geeft Grubbe toch de opdracht aan een timmerman “om mij mijne olijmoelle weder up toe te timmeren.” Vier jaar na de brand is de korenmolen weer in werking, een jaar later de oliemolen.

 

Na 1736 is er alleen nog sprake van een korenmolen. In een testament uit 1760 wordt bevestigd dat de oliemolen stilgelegd is, nagelaten wordt: “het huis Herinckhave met de havesathe (…) een klein watermooltjen en een oude olijmool, die in twintig jaar niet meer gebruikt is “. Van de oliemolen resten nu alleen nog de fundamenten.

 

 

 

                         

 

 

                         

 

 

 

Sonder water

 

Er waren voortdurend problemen met de watertoevoer. De boeren klaagden: De molen lag te ver weg en het “Moolentjen ligt ’t grootste gedeelte van ’t Jaar sonder water.” Verder gebeurde “alte dikwijls dat getuigen niet tegenstaande men dan maalen kan, twee à drie malen gaan moeten, voor en aleer te kunnen worden geholpen.” Eindoordeel is dat de molen niet “met enig regt den naam van een goede watermoolen verdienen kan”. De boeren verlangden een windmolen. De windmolen kwam er en in het midden van de 19e eeuw werd alleen nog op de watermolen gemalen als er geen wind was.

 

Restauratie

 

In 1865 stopt de korenwatermolen en raakt in verval, de hele inboedel verdwijnt behalve een groot houten wiel met windas in de kap. In 1922 wordt al in de verleden tijd geschreven over het onderslagrad. Het gebouw diende ondermeer als varkensstal en jagersonderkomen. In 1977 volgt restauratie, het molenhuis wordt hersteld, in 1982 wordt een maalstoel geschonken en in 1989 volgt plaatsing van een waterrad en wordt de molen daarna maalvaardig gemaakt.

 

Kantelinrichting

 

De watermolen had geen steenkraan om de molensteen te lichten. Het wiel in de kap, meer een grote houten haspel, is voorzien van handgrepen waarmee gezeten op een zitje met de handen en voeten het wiel gedraaid werd. Met behulp van deze haspel werd zo de loper van de ligger geschoven, rechtop gezet en zonodig gekanteld. Daarna kon de steen gescherpt, ‘gebild’, worden. Ook de Millenermolen in Nieuwstadt (L.) had deze inrichting.

 

 

 

                           

 

                               de stuwvijver, de slotgracht van de havezathe

 

 

 

 

                          

 

                             landgoed Herinckhave, in 1959 afgebrand en herbouwd in de zeventiger jaren

 

 

 

 


 

 

Homepagina Watermolens

 

site Leumolen